De dame op pantoffeltjes

DE DAME OP PANTOFFELTJES

Een oud verhaaltje heb ik uit mijn schriftje opgevist. Een beetje licht en luchtig. Mag dat even in deze tijd? Doe maar… we hebben wat luchtigheid nodig.

Een aantal jaren geleden zat ik tijdens een familie-dinertje van mijn man naast een praatgrage muziekdame uit Amsterdam. Ze was de jongste zus (67 jaar) uit de oude generatie Bours, een nicht van Albert.
Het was niet moeilijk om het gesprek met haar gaande te houden want ze was vol van zichzelf. Ik amuseerde me kostelijk. Ik luisterde hoe ze met licht geaffecteerde stem uitvoerige uitweidde over de dingen waar ze het eigenlijk altijd over had: over haar uiterst indrukwekkend culturele bagage, namelijk over het feit dat ze veel beroemde pianisten uit de wereld persoonlijk kende. Meermalen liet ze blijken dat de rest van haar familie – ze zwaaide met haar arm over de tafel heen naar alle ‘rest’ anderen-  haar nooit zouden kunnen begrijpen omdat niemand de belangrijke cultuurdragers zo van dichtbij kende als zij, en hoe dat haar leven zo sterk had beïnvloed. (Ineens schoten mij een paar zinnetjes van Annie M.G. Schmidt te binnen: “dat ik de dichter Piet persoonlijk ken en zelfs twee worstjes met hem heb gegeten, dat maakt dat ik iets heel bijzonders ben, dat moet de wereld dan ook maar eens weten.”)

Ik luisterde met smaak naar haar verhaal dat ik al kende. Maar een sprookje wil altijd opnieuw gehoord worden, zeker als de verstelster helemaal opgaat in haar eigen verhaal.
Saai was het dan ook niet om te horen hoe de dame haar huis al jaren openstelde voor toppianisten die uit het buitenland naar Nederland kwamen voor hun optreden in het Concertgebouw. Ze verbleven in haar huis zolang ze in Nederland waren. De dame bood hun onderdak, maakte de heerlijkste ontbijtjes klaar en vertroetelde haar pianistjes op elegante wijze aan alle kanten. Vanzelfsprekend beschikte ze in haar huis over een juweel van een vleugel die ze net zo koesterde als haar pianisten. (Ik stelde haar wel eens de vraag of ze ook zelf speelde maar daar heb ik nog nooit een duidelijk antwoord op gekregen.)
“En weet je wat?” juichte ze net iets te luid zodat iedereen opkeek, “Ik verkeer nu in de bijzondere positie dat ik ’s morgens vroeg tijdens het ontbijt, nog met mijn pantoffels en peignoir aan, al op een tóp-recital van jewelste getrakteerd word. Want de pianisten moeten zich natuurlijk op hun optreden goed en grondig voorbereiden hè. Gewoon in mijn eigen huis! Tja, wie kan dát nou zeggen!” Ik knikte en moest oprecht beamen dat niet iedereen over zo’n hoogstaand muzikaal B&B beschikte waar je gewoon in je sjofele kamerjasje op pantoffeltjes gratis een uniek en briljant concert kunt bijwonen. Bij mij thuis moesten mijn fluitende vogeltjes dat orkestwerk buiten in de kou zien te verrichten, hoewel ik daar geweldig mee in mijn sas was. Bovendien waren mijn topmuzikantjes al dik tevreden met een simpel B&B-pindakoordje.
Toen ineens onderbrak de dame haar eigen verhaal, boog zich vertrouwelijk naar mij toe en vroeg op een onder-ons-toontje: “Zeg, jij woont toch in België hè? Een beetje achteraf heb ik begrepen? Mag ik je dan wat vragen? Mis je dan niet vreselijk de cultuur? En vind je het niet erg dat je nooit ’s avonds zomaar even buiten de deur een recital kunt bijwonen?” Que?  Bijna had ik geantwoord:  “Ja, ik overweeg al een tijdje om naar Amsterdam te verhuizen, maar ik moet het nog even zien uit te zingen op mijn Belgische platteland” Maar ik hield wijselijk mijn mond, schonk de dame nog een glas witte wijn in en moest wat grinniken in mezelf.

Dit is alweer jaren geleden.
Nu ik ouder word neem ik het leven en de mens en al zijn vaak ijdele gepraat erover steeds minder serieus. Ik begin zelfs alle spelregels te vergeten, of ik doe maar wat en speel gewoon mee. Ik ontdek dat iedereen uitsluitend zijn éigen verhaal gelooft, zijn éigen strategie volgt en zijn eigen stem wil horen en dat niemand over de juiste spelregels beschikt omdat niemand het weet. Dat maakt mij in mijn doen en laten inmiddels zo vrij en vluchtig als een vogel in een oppervlaktespel van eb en vloed.
En wanneer ik door de wereld pijnlijk geraakt ben, trek ik me als een musje terug in mijn bos om ergens stil tussen de bomen te wachten tot alles tot rust komt. Ik weet dat het erom gaat mezelf niet ziek te maken met verbeelding en onbereikbare zaken. Ik weet dat ik dichtbij moet blijven. Ik weet dat ik me zachtjes mag ontspannen, langzamer mag doen, met simpele dingen tevreden mag zijn en steeds minder willen…steeds minder willen…steeds minder…tot alles opgeruimd is…tot alles roerloos is. De volle werkelijkheid verschijnt dan als de stralende zon die opkomt, de toegangspoort naar werkelijke hoogstaande vreugde als een briljant concert waarvoor ik niet naar Amsterdam hoef.
Weinigen weten dit, dat je er niets voor hoeft te doen. Ik kan er alleen maar een beetje over schrijven. Een musje, door niemand opgemerkt. dat stil wat scharrelt op de grond tussen de blaadjes.

Maar als ik dan weer naast zo’n dame zit stijg ik als een zwijgende diepzeeduiker op naar boven, en houd zó van  ijdel amusement.

 

Scroll naar top