DE WEG
Wie ben ik eigenlijk?
Een mens voelt de behoefte die vraag te stellen wanneer er een wezenlijke onvrede in hem begint te ontwaken. Een onvrede die voortkomt uit het gevoel: Is dit alles wat er is? Is dit wat ik ben? Word ik alleen maar bepaald door mijn gedachtes, mijn beelden, mijn uiterlijk, mijn omstandigheden, mijn materiële bezittingen en mijn verwachtingen?
Of zou er nog een gebied braak in mij liggen? Zou er in mij iets verborgen liggen dat nog niet ontdekt is?
De mens die zich deze vraag stelt, heeft niet in de gaten dat zijn lichaam en geest al jaren hunkeren naar iets wat ten diepste zijn aandacht vraagt. Hij weet niet dat zijn ziel in de kou staat. Wel merkt hij dat hij doodmoe is.
Wat te doen?
Het enige raadzame is stil te gaan zitten en slechts te luisteren naar het vermoeide lichaam. Alleen maar zitten en luisteren. Voelen hoe de hersens druk bezig zijn. Luisteren hoe het suist in de oren. Voelen hoe het hart klopt, de handen en armen van binnen onrustig zijn, de buik hard is, de schouders gespannen en de benen opgejaagd. Alleen maar luisteren, voelen en waarnemen. Door ons van onze gespannen moeheid bewust te zijn, gaat ons lichaam stilletjes reageren. Het gaat zacht worden, geleidelijk zacht worden.
Heel langzaam verdwijnt het drukke spel van onrust. De schouders zakken. De bagage van zorgen rolt er zomaar vanaf. We geven onszelf meer en meer de vrije teugel om zacht te worden.
Dat is het moment waarop het hart gewacht heeft. Het kan nu ook verzachten. Het leven kan daardoor in ons ontwaken. Onze benen en armen worden vloeibaar als rivieren. Rust doet langzaam het hele lichaam smelten. De tijdloosheid weekt ons los van de tijd, en het heden verschijnt. Het heden als een oneindig landschap waarin we verdwijnen als een klein puntje in een groot heelal. We horen niets. We horen niets als stilte in ons lichaam. Hoe opmerkelijk, maar dat voelt als thuiskomen.
Thuiskomen in een stil niemandsland. Nooit eerder voelde iets zo geborgen en veilig.
Dat is de weg.