DE CODE TOT ONSZELF

Pincodes, wachtwoorden, gebruikersnamen, IBAN/BIC nummers, klantenkaartnummers, beveiligingscodes…het is niet eenvoudig om nog simpel met het pensioenfonds of de belastingdienst in contact te komen, een rekening te betalen of een boek te bestellen via internet. Voor alles heb je inloggegevens nodig om toegang te krijgen tot een mastodont van een maatschappij of firma om een klein vraagje te stellen waar je vroeger met een telefoontje binnen een paar minuutjes klaar mee was.
Laatst vroeg ik aan een accountant hier in Belgie of ik even bij hem langs mocht komen om na te zien of ik mijn belastingaanslag correct ingevuld had. Prima, maar of ik daarvoor de puk-code van mijn identiteitskaart wilde meebrengen. Een puk-code? Een halve middag heb ik in mijn huis alle laadjes die ik maar kon vinden open- en weer dichtgetrokken, om erachter te komen dat ik alles bewaarde tot zelfs oude kromgetrokken veiligheidsspelden toe, behalve de puk-code van mijn identiteitskaart. Twee weken later kon ik na aanvraag bij het gemeentehuis een nieuwe puk-code komen afhalen, maar bij de accountant ben ik nog niet geweest. Dat is inmiddels vier weken geleden.

Zo moest ik onlangs de Belgische telefoondienst Telenet bellen om via de klantendienst te achterhalen waarom mijn telefoonrekening ineens vier maal zo hoog was als normaal. Na een kwartier door een extreem saaie Straussdeun bezig gehouden te zijn, kreeg ik eindelijk iemand aan de lijn die zich Rik van de klanten’dienst’ noemde. Met mijn klantennummer braaf bij de hand, legde ik de man uit dat ik onverwacht een maandelijkse aanrekening ontvangen had van bijna 600 euro.
Niet dat ik bijster veel empathie verwachtte maar zijn antwoord was wel bijzonder ongedienstig: ‘Dat kunnen wij helaas niet achterhalen mevrouw; u zult waarschijnlijk teveel gedownload hebben (bedoelde hij filmpjes? Tja, hele dagen doe ik niet anders) maar mogelijk kan het ook zijn dat uw apparaat niet deugt of dat u niet uw WIFI maar uw mobiele data-instelling hebt aangehad. Tja mevrouw, u kunt protesteren wat u wilt maar in dezen valt er niets te bewijzen, het is uw nee tegenover ons ja. Het enige wat ik u kan aanraden is een klachtenformulier in te vullen hoewel u daar niet teveel van moet verwachten’.
Wat een aardige man!!

Al die ingewikkelde elektronische apparatuur en alle ongenaakbare toegangscodes en wachtwoorden, en alle rap veranderende technische innovaties  – ik ben nog uit de tijd dat een telefoonnummer uit drie cijfers bestond die je simpel ratelend met een kiesschijf kon draaien – maakt communiceren wel heel complex voor iemand die nog uit het bakelieten tijdperk is. (Overigens eerlijk is eerlijk…met die drie bakelieten cijfers had ik nu nooit uren met mijn huidige Zuidafrikaans-Engelse lieverd kunnen bellen.)
Maar dat we zó gefocust zijn op informatie verwerven, nummers en codes in ons hoofd en van alle technologie feilloos op de hoogte moeten zijn, maakt dat ons brein altijd gevuld is met dingen, cijfers en gegevens. Ons brein moet altijd met ‘iets’ gevuld zijn.

Dat werd mij vorige week duidelijk toen ik op een school aan een klas van tienjarigen les gaf over wat het beroep van een yogalerares inhoudt. 
We spraken met elkaar over gevoelens, over onze onrust, eenzaamheid, bangheid, pesten en verlegen zijn, en hoe je daarmee om zou kunnen gaan. We deden een paar oefeningetjes om het verschil te voelen voor de onrust en erna. En na een diepe houding met een lange ademhaling zei ik onverwacht: ‘Ssssst…nu even héél stil zijn.’  En alle kindertjes werden prompt muisstil. Dat vonden ze zichtbaar fijn, even die stille pauze
Toen vroeg ik hun: ‘Wat kun je nu horen?’ Alle kindjes waren zichtbaar stil aan het luisteren. Wat konden ze horen? Toen ging er een vingertje omhoog: ‘De klok hoor ik tikken’. ‘O ja dat hoor ik ook. Goed zo. Wat hoor je nog meer?’ Na een stilte kwam een ander vingertje: ‘Er kwam zojuist een auto langs’. ‘Ja, dat hoorde ik ook. Kun je nog meer horen?’ Na lang aarzelen weer een vingertje: ‘ik hoor mijn ademhaling.’ ‘Prachtig! En wat nog meer?’  Dit was een raadsel voor de kindjes, want wat konden ze nog meer horen???
Ineens dook een vingertje van een kindje omhoog dat kennelijk nog iets anders gehoord had: ‘Ik hoor stilte.’ ’Ja precies…dat is knap. Kun je daarnaar luisteren? Naar de stilte? Is het saai? Laten we eens luisteren…’ Alle kindjes luisterden. Toen ging er een vingertje omhoog van een jongetje dat nog niets gezegd had. Heel zacht en verlegen zei hij: ‘Ik word daar heel kalm van.’

‘Juf, ik heb de stilte gehoord!’, hoorde ik later een kindje roepen naar de juffrouw. ‘Ik ook’, riep toen een ander kindje. Alsof dat heel zeldzaam was. En kennelijk was het dat ook voor hen. 
Inmiddels willen de kindjes meer. Op eigen houtje hebben ze nu op het speelplein een yogagroepje gevormd, waar het verlegen jongetje ook deel van uitmaakt.

Hieruit blijkt hoe gewend we zijn om alleen het geluid te registreren en niet de ruimte om het geluid heen. Er moet altijd ‘iets’ zijn, maar niets…? Onze oren en ons hoofd worden daar zo kalm van.
Krishnamurti zegt hierover: ‘In werkelijkheid heeft het denken zo’n wereld van illusies, van bedwelmende dampen en verwarring geschapen dat het de intelligentie verdrongen heeft. En intelligentie is juist de stilte van het brein.’ (uit ‘Het ik als geweld’)

Intelligentie ontwaakt dus vanzelf wanneer het luidruchtige brein stilvalt. Rechtstreeks contact met het oneindig helende universum zonder toegangscodes of wachtwoorden. We hoeven er niets voor te doen. We worden daar alleen maar kalm van. We hebben zélfs geen zin meer in pesten…

 

 

 

 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar top