ZONDER PASSE-PARTOUT
Ik kwam vorige week – in Veenendaal notabene – een oppervlakkige kennis tegen die ik een paar jaar geleden in Zeeland ontmoet had. ‘Wat doe jij hier?’, vroeg ik verbaasd. ‘Ik woon hier, in Veenendaal’. O ja, ik herinnerde het me. Ik herinnerde me zelfs nog dat ze in de zorg werkte. Ze was een stevige en hartelijke vrouw die altijd op bergschoenen liep en altijd wat te vertellen had over zichzelf. Voor een paar cliënten moest ze nu nieuwe kleren kopen omdat er een feestje op handen was in de instelling. Ze babbelde er lustig op los.
Ineens vroeg ze me: ‘Wat doe jij eigenlijk voor werk? Of werk je niet meer?’ Ze overviel me een beetje met die vraag. Ik had tijdens onze oppervlakkige ontmoetingen nooit of zelden iets over mezelf verteld.
Zo tussen neus en lippen zei ik dat ik yogalessen gaf. (Liever zwijg ik daarover, bang voor wat er dan komen gaat.) En ja hoor: ‘O, leuk. Wat voor soort yoga geef je dan? Van dat zweverige gedoe of pak je een beetje flink door met je oefeningen?’ En bij die laatste woorden maakte ze een vuist als van een man die flink gescoord had. Ze was dus duidelijk van het doorpakken. ‘Ach, er zo tussenin’, hoorde ik mezelf zo nonchalant mogelijk zeggen, uit vrees dat ze me nog meer vragen ging stellen. Opgelucht hoorde ik haar zeggen dat ze weer verder moest want ze had niet zoveel tijd. ’Altijd dat tekort aan tijd hè, oeffff. Word ik zo moe en gespannen van, maar je moet wel hè’. En met haar stevige bergschoenvoeten beende ze weg op zoek naar kleren voor haar cliënten die ze straks een gezellig feestje ging bezorgen.
Ik bleef wat stil achter. Zoveel makkelijker om te zeggen dat je speelgoed verkocht bij de Intertoys, of receptioniste was bij een bouwbedrijf, of lerares Nederlands, zoals vroeger. Dan was alles duidelijk. Maar yogaleraar?
Toch weet bijna iedereen er tegenwoordig meer van dan ik. Dé allereerste vraag die je als komend cursist aan een yogaleraar stelt is de vraag welk soort yoga hij of zij beoefent. Gelukkig kunnen bijna alle yogaleraren daar een direct en gedreven antwoord op geven. Alles opgebouwd in vakjes en methodes. Ik kan het niet. Echt niet. Maar ik begrijp heel goed dat het belangrijk is. Ik zou dat ook doen als ik niets van paardrijden afwist en ik een paardrijleraar zocht. Ging ik leren paarden fluisteren? Voltiges rijden? Dressuur? Mennen? Naast het paard leren lopen om er vertrouwd mee te raken? Kunstjes op de rug van een paard uitvoeren? Wat kon ik verwachten?
Ik schaam me een beetje dat ik verschillende cursisten heb teleurgesteld in hun verwachtingen omdat ik ze niet kon vertellen wat ze konden verwachten. Anders waren ze nooooit gekomen. Zelfs als mensen een proefles hebben gevolgd luister ik achteraf stil naar hun vaak wat moeizame onverwachte ervaringen zoals het ondervinden van hun ongeduld, hun tekort aan adem, hun stramheid tijdens bepaalde houdingen, hun gedachtes die ver weg zijn, hun pijntjes, hun niet kunnen loslaten van psychische spanning, hun onmogelijkheid om zichzelf rust en stilte te gunnen, hun weerstand tegen zelf opgeworpen barrières.
Ik hoor het altijd aan omdat ik weet dat het hun pijnen zijn die zo losweken als oud afval uit oude gekende psychische en fysieke patronen. Dat dit juist uiterst positieve ontwakende reacties zijn kunnen ze moeilijk geloven. Het feit dat er daardoor juist mentaal iets op gang komt, waar geduld voor nodig is, om jarenlang-op-slot-zitten innerlijk te doorbreken, voelt onmogelijk aan. Dat er wel degelijk iets gebeurt op een dieper niveau, is moeilijk voor te stellen want het focussen op wat allemaal niet gelukt is, is zó eigen aan de mens. Het nieuwe voelt zo onbekend, zo anders, zo on-ik aan dat het eerst ontdekt moet worden. Het is in wezen zijn diepere mens-zelf dat hiermee onverwacht om de hoek komt piepen. Maar herken dat maar eens zo’n eerste keer! Mensen zijn er allemaal onbewust bang voor, voor dat onbekende in zichzelf dat geen woorden, geen methodes en systemen kent en niet in vakjes te stoppen is.
Zo werd ik een paar weken geleden uitgenodigd om op een buitenpodium tussen de presentaties door vanuit de stilte wat bespiegelingen te geven. Op het moment dat ik werd aangekondigd liep bijna iedereen weg, naar de wc of om iets te drinken, en een stuk of vijftien mensen bleven maar over. De interesse is niet groot.
Rust en ruimte voor jezelf voelt niet als een noodzaak aan. Zoals zaken doen, geld verdienen, kennis vergaren, vakantie houden, voor het eten zorgen, je wassen en aankleden en boodschappen doen. Innerlijke rust om bij jezelf te komen klinkt vaag, zweverig, vluchtig en dus oninteressant. Want wat is dat zelf dan? Het brengt vast geen brood op de plank, is wis en waarachtig een voorbijgaand modeverschijnsel, voegt geen extra kennis toe, verhoogt niet je status en leidt niet tot interessante discussies. Zonder enig passe-partout en in geen hokje te stoppen. Ténzij we er iets instoppen waardoor het betekenis krijgt: stevige oefeningen, flink zweten en een beetje grondig lijfelijk doorpakken. Dan leidt het tenminste tot iets: tot inspanning. Ja, want dát willen we. Inspanning zorgt ervoor dat we betekenis en zin geven aan onszelf.
Een yogaleraar die zegt ‘Doe maar niets’, wat een onmogelijkheid!