RONDSCHARRELENDE KINDEREN
Steeds meer zie ik mezelf als een nitwit verdwalen in een wereld van interpreteren, uitleggen en verklaren, partij moeten kiezen, mee moeten vernieuwen, mee moeten besluiten met besluiteloze besluiten, bij moeten blijven met gadgets en gejaagd moeten zorgen op tijd te zijn voordat de volgende dag mijn telefoon of mijn rekening niet meer bestaat.
Als ik de kranten lees of het nieuws hoor – eigenlijk verandert er in wezen niets, al eeuwen blijft de wereld barbaars en beschamend hangen in een kleuterfase – zie ik mannen en vrouwen met vurige alwetende keurige hoofden en met overtuigingskracht hun eigen vertolking van hun eigen waarheid met zóveel verve verkondigen dat ze zich de goeroes van hun eigen en enig bestaande waarheid beschouwen.
Maar een nitwit als ik weet niet zoveel, dus aan mij hebben ze ook niet zoveel. Ik kijk ernaar en zie de zoveelste nieuwe waarheid als een oude vallende ster voorbijschieten en voorgoed verdwijnen.
Wel zie ik dat de wereld aan al die vlijt ten ondergaat. Ik vermoed daarbij – nee ik weet het zeker – dat elke ‘waarheids’verkondiging vanzelf een tegen’waarheid’ oproept. Hoe meer er verkondigd wordt hoe meer verontreinigende dwaasheid er kolkend verdwijnt in de almaar vervuilende oceanen.
Het lijkt alsof we verder en verder wegraken van het oorspronkelijke huis van gezond en gewoon-zijn. Des te complexer het overal wordt, des te verder we afdrijven van de eenvoud. Des te meer belangen er ontstaan, des temeer eigenen we ons toe, verdelen we de wereld in nog meer verschillende naties, provincies en volkeren met verschillende voorrangen en prioriteiten die nergens anders op gebaseerd zijn dan op verdeel en heers, hebzucht en angst.
Kunnen we niet simpel zijn als kinderen die eventjes zo op aarde voor een tijdje mogen rondscharrelen? Zijn als gewone gezellige vriendelijke mensen die zich niet direct alles toe-eigenen en datgene wat we niet direct begrijpen onaangeroerd laten in de overtuiging dat alles zo moet gaan zoals het moet gaan, de zonsopgang en zonsondergang, de wind en de donkere nachten? Zodat ons zien en kijken niet alleen gedreven wordt door een streven, een nuttig moeten zijn, doelgericht en willen hebben, maar vanuit het geheel, vanuit een eenvoudig zacht zonder meer zien zonder doelgericht of gefixeerd-zijn? Zodat we niet vanuit onze gewonde geprogrammeerde ‘ik’ reageren maar vanuit onze stille vrije geest? Zodat we ontdekken dat er een bevrijd zelf onder al het overheersende denken schuilgaat?
Een beetje zijn als een nitwit die ‘wit’ heeft van ‘nit’ waar de wereld aan tekort komt?