DE KIKKER
Nu Adrie er niet meer is, ken ik niemand meer met wie ik zo spontaan en rechtstreeks kan praten over ons menselijke geest-lichaam.
De meeste mensen hebben zich in hun leven kant en klare meningen, denkwijzen, methodes of andere overtuigingen eigen gemaakt die alle spontaniteit van het rechtstreeks beleven in de weg staan. Bij Adrie niet. Hij was steeds opnieuw ontvankelijk als een kind, zoals ik met hem.
Wanneer hij weer eens bedolven werd onder gedachtes, gepieker en angsten – hetgeen in een later stadium volkomen de overhand kreeg – hoefde ik hem maar even eraan te herinneren hoe zwaar het lichaam, de organen en de zenuwbanen te lijden hebben onder het hoofd. Hoe het denken en de emoties een marteling zijn voor de cellen, en alleen maar bevrijd willen worden door ruimte en stilte. ‘Ja, dat weet ik’, zei hij dan. ‘Maar wat moet ik dan doen?’ ‘Niks’ zei ik dan altijd. ‘Helemaal niks.’ Ik legde dan simpel mijn hand op zijn hart en we werden stil. Op dat moment kwam de spanning vrij en durfde hij weer te voelen. Letterlijk te voelen… vanuit zijn hart.
Dan zuchtte hij diep en zei : ‘Waarom maakt die Jochems in mij het zichzelf zo lastig?’ ‘Omdat jij niet die Jochems bent maar dat stille innerlijke wezen in jou dat je zojuist weer bevrijd hebt.’ ‘Maar waarom vergeet ik dat dan steeds weer?’ ‘Omdat je die uiterlijke Jochems alle aandacht geeft, keurig netjes verpakt in een keurslijf vol met zorgen en getob, en vergeet dat je die Jochems regelmatig vrijaf mag geven.’
Een grotere tegenstelling in een mens ben ik nooit tegengekomen. Een die zó gemakkelijk te verbinden was met zijn spirit, zijn allergrootste verlangen, en één die zó – vooral door uitputting op het laatst – gek werd van zijn hoofd.
Maar…Adrie’s hoofd heeft het uiteindelijk niet overwonnen.
Toen hij uit het water gehaald werd zat er een kikker op zijn hand: die hem de doorgang toonde naar de roerloze vrije stille wereld waar hij eindelijk Jochems achter zich kon laten.