STILLE TOVERIJ
Ik loop mijn bos in. Ineens dringt er een uiterst subtiele en nostalgisch zoete hemelse geur mijn neus binnen. Waar komt dat vandaan? Hoe kan dat midden in dit kale gure takkeweer? Hoe kan dat temidden van die koude winterse buien vol striemende ijsregens? Oh wacht… Iets van ontroering trekt door me heen. Daar zie ik haar staan, in een donkere hoek van mijn tuin. Net zo stil, vol van bloei als vorig jaar en daarvoor. Als de állerschoonste winterbruid, bloeiend als de eerste en geen ander, ongeacht kou of sneeuw, zonder met trompetgeschal zich aan te kondigen. De hamamelis. Ze is er in stilte, laat zich ineens ontdekken, licht gevend in een donkere hoek van de tuin.
O jij toverhazelaar, hoe doe je dat toch, terwijl de hele natuur om je heen er verkleumd bijstaat en jij zo triomfantelijk wijd wuivend en geurend met je takken in je eentje feest staat te vieren. Hoe doe je dat?
De dichteres Bie Wouters kent het antwoord. Ze schrijft over de hamamelis: ‘Wie in de winter wil bloeien moet leren zwijgen als anderen spreken’, moet leren ‘roerloos’ wezen, ‘zijn verlangen temperen’ en ‘de adem inhouden’ ‘tot de dag komt dat de knoppen splijten en vurige tongen spuwen in verstilde tuinen’.
Het ligt diep in ons allemaal verborgen – in planten, dieren en mensen – om het leven steeds opnieuw bloei te geven. Maar dan moeten we leren zwijgen.
Wanneer de mens in stilte weer leert zwijgen zal hij – en dat is de voorwaarde om tot rust te komen – de wereld met haar chaos, verwarring en drukte moeten achterlaten. We moeten leren roerloos te wezen, onze aardse verlangens te temperen, en de adem te verstillen. Dat vereist zachte discipline, het dulden van tegenspoed, volharding, loskoppelen van het beeld wie we zijn, en een vertrouwen in het onbekende.
Want we willen altijd alles weten. Nu even niet… Geef de schoonheid en de stilte maar voorrang.