IK HEB DE WERELD VOOR JE STIL GELEGD
Deze week kwam ik een opgeschreven herinnering tegen uit de tijd dat mijn oude moeder naar een verzorgingstehuis moest gaan en ik net zo uitgeput was als mijn moeder. Ik hoor van veel mensen dat zij vandaag diezelfde zware weg met hun moeder of vader moeten gaan. Denkend aan hen, schrijf ik deze herinnering op, omdat er ook een diepe kracht in verborgen ligt.
De contouren van de jeneverbessen steken scherp af tegen de azuurblauwe morgenlucht, en in de verte glinstert het water van het grote ven. De blaadjes van de berken sizzelen zachtjes en even verderop ligt het bos er zo rustig en verankerd bij. Als kind had ik hier heel wat tijd doorgebracht. Nu was ik hier weer, flink wat ouder, om in de vroege morgen even te ontsnappen aan de zwarigheid.
De natuur was in eenheid, elk zandkorreltje hoorde er gewoon bij. Een dode tak, twee vechtende kraaien, een buizerd in de verte. Het landschap leek te gehoorzamen aan een ordening die uit een diep geheim voortkwam. Maar dat geheim was ver van mij verwijderd. Ik maakte er geen deel van uit.
Ik zuchtte diep. De afgelopen vijf dagen was ik bezig geweest met het verhuizen van mijn 85-jarige moeder naar een verzorgingshuis. Haar verdriet, haar angst voor het nieuwe, haar afscheid moeten nemen van het vertrouwde leven, haar voorbereiding voor de allerlaatste woonplek, haar lichaamspijnen en haar verlangen om er niet meer te hoeven zijn…niemand kon het van haar afnemen. Machteloos stond ik tegenover het feit dat ze haar hoofd niet wilde en kon buigen voor het komende onvermijdbare. Maar wie kon dat wel? Ik was samen met haar geweest in de nachten met haar intense pijnen en gejammer. Ik kon haar, ons beiden, alleen nu nog maar opdragen aan de bomen, het glinsterende ven en aan de wind. Iets anders wist ik niet te verzinnen.
Hoewel een diepe vermoeidheid in mijn lichaam achterbleef, gleed er plots een zwaarte van me af. Mijn onuitputtelijke oorlog met de logica en het denkende verdriet gaf zich gewonnen en maakte me zachter. De innerlijke ziener en toeschouwer in mij, die al dagenlang niet door mijn denkoorlog heen kon dringen, liet mij het geheim weer achter ALLES rechtstreeks zien, woordeloos. Zoals een plas water op de grond de bomen direct weerspiegelt zonder dat er iets tussen zit. Ik hoorde weer veilig bij de wolken en de oneindige luchten. De wereld was voor mij weer stilgelegd.
Ik vroeg me af hoe een mens toch steeds weer zo kon afglijden naar zijn drukke volle gedachtes alleen. Wat pijnlijk om alleen maar vanuit de werkelijkheid van het denken te leven, waardoor we uitsluitend angst, verwachtingen, zorgen en twijfel in alle maten en gewichten als enige ‘normale’ emotie kennen. Mijn moeder zag ik daaraan ten gronde gaan. Ik begrijp niet dat wij mensen ons al eeuwenlang louter en alleen door onze emoties vanuit het denken hebben laten leiden, alsof er niets anders bestaat. Zelfs in deze moderne tijd zijn jonge mensen met hun felle prestatiegerichtheid en hun hang naar imago ermee behept.
De logica van het uitsluitend denken is ons onontkoombaar in het bloed en in ons systeem gaan zitten. Een keihard systeem dat ons ten ene male verbiedt zacht te zijn, niets te doen, ons wat mee te laten sizzelen, tijdloos en vrij te mogen zijn, kalm in ons hoofd te kunnen wonen, de stilte toe te laten, zorgeloos te genieten, ruimte te bieden aan onszelf en anderen, ons lot uit handen te geven, en vertrouwen te hebben in dát wat er NU is. Deze bevrijdende wijze van genieten druist lijnrecht in tegen de logica van ons denken uit angst de controle en de grip op onszelf te verliezen.
En dat terwijl de wijsheid van onze eigen natuur licht en vrij is.
Het vereist dat we kunnen luisteren, stil worden, niets meer doen. Pas vanuit de stilte komen we in contact met onszelf in een lege wijde wereld. Dat is waar de grootsheid van de natuur door ons verstaan wordt, en wij door de natuur. Zonder beelden, objectloos vrij vanuit het hart. Samenvallen met de tijd en deze ene seconde die er nu is.
Terwijl ik naar het glinsterende water kijk en de diamantjes zie glinsteren in de zon lijkt het alsof het mij toespreekt:
“Wees niet bang en niet langer moe en gehecht,
Ik heb de wereld voor je stil gelegd.”
En ik weet dat dat de werkelijkheid is. De wereld is stilgelegd, ook al beweegt die wereld lichtelijk. Mijn geest is die wereld, en als ik die wereld stil leg leef ik met een innerlijke rust als een geheim dat ik niet kan en hoef op te lossen. Met mildheid denk ik aan het lijden van mijn moeder dat ik ook niet kan en hoef op te lossen. Ik kan haar alleen mijn stille wereld aanbieden.