VOOR ELS
(Aan Els H. draag ik deze overpeinzing op omdat ze mij ertoe heeft aangezet weer te gaan schrijven)
Eindelijk braken vanuit de hemelse bronnen de sluisdeuren open en het water, dat zo lang opgesloten gezeten had, stortte rechtstreeks naar beneden. Flitsen en donders, hemelse feestverlichting begeleid door top-dj’s, schoten en rolden door het luchtruim: een knallend godenfeest!
Ik zat onder het afdak van mijn boshuis en genoot van het adembenemende schouwspel. De hemelse bliksemschichten, kosmisch geladen feestguirlandes, werden gevolgd door oorverdovende knallen die als champagnekurken door de lucht rolden. Ik kwam oren en ogen tekort en voelde me opgenomen in een té groot machtig spel dat vreugdevoller was dan alle voetbalkampioenschappen tezamen (een donder klinkt duizendmalen beter dan alle vuvuzela’s bij elkaar)
Soms werd de stortbui wat minder en werd de sluis van het hemelse water wat dichtgeknepen. Dan zong ik van enthousiasme maar regenliedjes. Per slot hadden we water nodig! En buurvrouw Sjan had me vanmiddag nog gezegd “Amai manneke, alles zal subiet door de droogte volledig kapot gaan!” Dus zong ik maar om de natuur een handje te helpen. En prompt begon het water weer net zo enthousiast op aarde neer te storten en klapten de goddelijke dj’s weer voluit met hun donderkurken. De hemel wist tot laat in de avond van geen ophouden. De aarde was met goddelijke glorie doordrenkt en alle gewassen konden zich weer volop laven aan levend hemelwater.
En de volgende dag? Alsof er niets aan de hand was. De bomen stonden in het stille zonnige morgenlicht alweer klaar, nu met gewassen glimmende kruinen, om opnieuw volop zon en warmte te gaan ontvangen.
Het deerde hen niet…of ze verdroogd, stoffig, gloeiend heet, doornat of door bliksemflitsen belaagd werden. Even stoïcijns en vol vertrouwen bleven ze rustig op hun plaats staan, en hielden als een kalm schaduwdak de wacht.
De natuur kent geen emotie. Als het dondert dondert het, als het stil weer is is het stil, als het 35 graden warm of onder nul is, is het 35 graden warm of onder nul. Niemand klaagt. Behalve de mens. Maar de natuur trekt zich van niets iets aan. Niets blijft, alles verdwijnt en komt weer terug in een andere vorm.
Die wijsheid bezit elk natuurwezen, behalve de mens. Nee dat is niet waar, de mens bezit dat bewustzijn vanuit zijn wezen terdege, maar heeft het ver weggestopt omdat hij zichzelf – o diepe tragiek – intussen als koning, president en generaal heeft uitgeroepen tot heerser over al wat leeft. In oorlog en in vrede. Maar in feite toont dat zijn ware armoede. Want de tragische zeurpiet mens meent het lot in eigen handen te hebben. Daarom is hij boos en vecht voortdurend om wat hij verliest weer terug in handen te krijgen. Daardoor wil hij niets loslaten, want hij meent dat hij invloed kan uitoefenen over zijn eigen en andermans gaan en staan. Maar het is vergeefse moeite en vergeefse energie, al het zeuren en klagen over warmte, koude, droogte, crises, ouderdom, geldtekorten, economie, pensioenen en alle overige problemen.
Mijn favoriete schrijver Nescio (1882-1961), de moderne bijbelse Prediker en onuitsprekelijke taoïst van de Nederlandse literatuur schrijft daar zo eenvoudig en wonderwel poëtisch over.
In het beroemde verhaal ‘de Uitvreter’ filosofeert de hoofdpersoon Japi, terwijl hij uren achtereen in Veere aan de waterkant zit:
“Ik ben niks en ik doe niks. Eigenlijk doe ik nog veel te veel. Ik ben bezig te versterven. Het beste is, dat ik maar stil zit, bewegen en denken is goed voor domme menschen. Ik denk niet. ’t Is jammer dat ik eten en slapen moet. Liefst zou ik dag en nacht blijven doorzitten.
Later zegt Nescio ergens dat het een ‘opgaan is in God’, maar dat het onmogelijk is om die ogenblikken vast te houden (Lieneke Frerichs in “Nescio, brieven uit Veere”, 2010).
Maar aan dat stille zitten ligt inderdaad een merkwaardige natuurwet ten grondslag. Japi wist daarvan. Een bovennatuurlijke wet die weinigen kennen omdat het leven tot aan onze dood toe vol zit met denken, doen en geluk zoeken. Ons aardse gevangenislichaam doet daarom niets anders dan spartelen, ontevreden zijn, zorgen maken en zichzelf verkopen in mooie schijn. Hetgeen ervoor zorgt dat onze touwen nog sterker worden aangesnoerd en de halssnoer ons hoofd nog meer onder druk zet.
Wanneer we stil worden en niets doen, zoals Japi, gaan vanzelf de touwen waarin we onszelf hebben vastgezet, losser zitten. Als we stil zijn laten we de bevrijder toe. Vrijheid ligt daar waar wij loslaten en zacht ons overgeven aan dat wat is. We laten de wapenen uit handen vallen.
Na lange stoffige dagen komt de wind opzetten en donkere luchten stapelen zich op. Donder en bliksem razen volop. De volgende dag is kalm de woede weer muisstil verdwenen. Te groot en te machtig.
Verwonderd zijn en stil je laten bevrijden. Iets anders is niet mogelijk.