ONTPOPT
Het leven wil ons liefhebben, maar wij hebben dat niet in de gaten. Het is onze dagelijkse gewoonte om vanuit strakke overtuigingen gepantserd te vechten tegen wat teer en kwetsbaar is. Het leven wil ons zacht aanraken maar wij zijn gevoelloos en hard geworden.
Wij happen weliswaar naar adem maar zijn verstrikt geraakt in onze regels waarin de vechtende beelden, woorden en discussies ons tot bijna-dode poppen hebben gemaakt. Angstig en onzeker huiveren we in het donker, en praten veel te luid bij licht.
Dan breekt plotseling een nieuwe dag aan. Het oude mechanisme werkt niet meer. Een vreemd verlangen steekt de kop op. Een verlangen naar een wereld voorbij de onrust. Een wereld voorbij elke gedachte.
Het ochtendgloren haalt ons uit een lange diepe slaap en raakt ons zachtjes aan. We zitten stil in roerloosheid en zien hoe ons harnas losweekt uit een vechtend lijf. Daar onder ligt het zachte hart, teer kloppend als een juist geboren kind. De muren scheuren langzaam open. Stil komt de liefde binnen als een innemende minnaar. Breekbaar durven we nu onze vorm los te laten.