EENDEN VRIJSTAAT
Ik kom tot niets meer.
Voor mijn grote raam waarachter ik werk en schrijf paraderen om de haverklap vijf driftig trippelende kwakende loopeenden achter elkaar aan. Allemaal op een rijtje. Het is zó’n komisch gezicht dat ik iedere keer weer in de lach schiet als het defilé langskomt. Ik vergeet zelfs waarmee ik zojuist bezig was. Eén van de vijf is het mannetje met een krulletje in zijn staart. Hij dirigeert zijn harem van vier dames heel exact naar waar tussen de plantjes en struiken slakjes en ander ongedierte te vinden valt, waar even te rusten op het gras of waar even spetter spatter spater in het water te spelen (her en der staat een grote waterbak). Hij toont zich een echte vader des vaderlands, hoewel hij in het begin, een jaar geleden, nog een heldeloze deus was.
De eenden hebben hun eigen onderlinge groepshiërarchie waar ik niets van snap. Maar alle vijf volgen instinctief een wet waar ze simpel tevreden mee lijken te zijn.
De andere vogels tonen ook zo hun edele hoogmoed. De mus en het roodborstje, tien keer zo klein, zijn niet bang voor de eenden, maar het vinkje is op zijn hoede, en de meesjes blijven gezellig in de lucht vleugelen, ver weg van de grond vandaan. Alleen de duiven zijn bang voor de eenden omdat ze door hen worden weggejaagd. De poezen houden zich, loerend vanuit hun ooghoeken, in een hoekje wijselijk gedeisd.
Ik voeg me ook bij die heilige hiërarchie en loop kalm door de tuin met een kleine boog om het reutelende of liggende vijftal.
Is dit hele gebeuren een overpeinzing waard? Tja, veel lezers zullen niet zo geboeid zijn maar ik kan niet anders. Geen letter hier getypt of daar loopt het kwakende defilé weer langs en ben ik afgeleid. Ik moet blijven kijken.
Maar dan valt prompt mij een spelbreker lastig, een fluisterstemmetje dat dan zegt: Moet je niet wat nuttigs gaan doen? Heb je niet iets beters te doen dan constant vogels of eenden bespieden? Moet je niet wat post gaan beantwoorden, nog wat administratie afhandelen, wat vertalen of een nieuw verhaal schrijven in plaats van hier je tijd te verdoen met wat te zitten koekeloeren?
Dit keer ben ik sterker dan de fluisterstem. Die innerlijke brood-op-de-plank-stem doet zijn best maar. Ik laat hem gewoon zijn gang gaan. Dat is de enige manier om hem nog tot zwijgen te brengen, zo heb ik ontdekt. Hij komt immers voort uit mijn kunstmatige wereld van reacties en gewoontepatronen zoals ik die door de wereld aangeleerd heb gekregen van kinds af aan. Hij komt voort uit de mens die zich veilig wil stellen, zich zorgen wil maken, en die de materie boven alles verheft. Ik doe dat niet meer…
Als ik naar de vogels kijk, naar de natuur in beweging, naar bewegingen die ten diepste voortkomen uit stilte en vrijheid, dan levert dat niets ‘nuttigs’ op maar wel alle vrijheid. En dan ontwaakt er een open oneindigheid in mij. Dat is de enige waarde waar ik nog aan hecht.
Mijn inmiddels 90-jarige achterbuurvrouw Leentje zou zeggen: ‘Gezegend zij de mens die oog heeft voor dat wat eenvoudig is en voor de hand ligt.’ Alle zwarigheid verdwijnt als we met lege vrije ogen kijken naar wat er simpelweg te zien is. We worden spontaan uit het duistere denkmoeras weggetrokken.
In de ‘Scheppende Liefdesdans’, de 17e meditatie van‘ Zeventig Meditaties’, schreef ik: ‘Door ons voor de liefde van de schepping bewust te zijn, dragen we bij tot het verhogen van de aarde-energieën.’ (Dus toch nog een beetje nuttig)
Hoe belangrijk is het daarom om vanachter mijn raam mij te laten verleiden en vooral te laten versieren door de energie van de ‘vogelen des velds’ ‘Ziet naar hen en weest niet bezorgd.’
Dát is nog eens tot niets, dus alles!, komen…